maandag 31 maart 2008

Ayo...

...I'm tired of using technology, I need you right in front of me.

Milow.

vrijdag 28 maart 2008

Denk daar maar eens over na...

Sommige meisjes voelen zich onzeker over hun borsten.
Ze vinden ze soms te groot, vaak te klein.
Dat is echt niet nodig.
Bij het vrijen zijn andere lichaamsdelen,
zoals je mond, veel belangrijker
Denk daar maar eens over na.

Jan Becaus.

http://www.stubru.be/node/29307
(oh, altijd grappig.)

(Wijvenweek) Bha, een baby.

'Mijn naam is Jantje. Ik ben een babyjongen van 3 maanden. Ik vind het fijn om gewoon maar wat te liggen, relaxen, met een straaltje kwijl uit mijn mond. Soms blaas ik belletjes van mijn spuug. Dat vinden de mensen grappig. Ik ben een geboren entertainer.
Als ik naar het toilet moet hoef ik geen moeite te doen om op te staan, ik laat alles gewoon keihard gutsen in dat zachte dure broekje dat mama over m'n billetjes heeft getrokken. Ik hoop altijd dat ik erg veel groene stinkende poep heb, want dan trekt mam zo'n grappig gezicht. Soms moet ze zelfs kokhalzen, en dan gil ik het uit van het lachen.
Als ik wil dat mensen me aandacht geven, ga ik opgewonden kirren en scheetjes laten. Dikke, vieze, stinkende scheten. Het werkt altijd. Wat zijn ze toch snel tevreden, die oudjes.
Vroeger heb ik 9 maanden in een hol moeten wonen, een donker krot. Het was daar onnoemelijk saai, en ik hoorde buiten de hele tijd geroezemoes. Ik begreep er geen bal van. Toen ik uiteindelijk uit het hol mocht, was ik zo opstandig en tegendraads, dat het erg traag en pijnlijk verliep voor de mensen rondom mij. Uiteindelijk ben ik toch maar uit die smalle doorgang gescheurd. Hé, voor mij was het ook een zware bevalling hoor.
Wanneer mama me te eten geeft, probeer ik dat steevast te weigeren. Als ik zie hoeveel moeite dat ze doet -de stakkerd- neem ik soms toch wat kleine hapjes in mijn mond. Meestal is het vieze prut. Zolang ik geen pizza gevoederd krijg, spuug ik zonder pardon de helft van mijn eten uit, op de vloer. Of als ik echt in een dolle bui ben: in mama haar gezicht. Ze kan tenslotte wel een voedzaam masker gebruiken, want ze ziet er wat bleekjes uit tegenwoordig.
's Nachts wil ik het liefst op stap, maar blijkbaar is dat nog niet acceptabel voor een driemaander. Om mijn gigantische teleurstelling daaromtrent te bekrachtigen, gil ik elke nacht de hele buurt wakker. Na hoogstens 2 minuten komt mama dan mijn kamer in, en gaat ze zachtjes met me schommelen tot ik weer in slaap val. Ik probeer echter zo lang mogelijk wakker te blijven, zodat mama blauwe kringen onder haar ogen krijgt. Want blauw is mijn lievelingskleur.'

Nee, ik heb nog geen kinderen.
En ja, ik adopteer later een kleuter.

donderdag 27 maart 2008

(Wijvenweek) Mijn huishouden.

Behalve de zin 'het heeft hier precies lelijk huisgehouden', is er eigenlijk niet bepaald veel dat ik van mijn huishouden kan zeggen.

Ik ben zo iemand die -als ze al eens sporadisch opruimt- het er een dag later weer kan laten uitzien alsof er een tornado geweest is. En een aardbeving daarenboven.

Ik doe bijna nooit de afwas. Soms koop ik plastic bestek en bordjes, want die kan ik zomaar weggooien. (Ter compensatie steun ik Greenpeace elke maand.)

Als ik iets gebruik, en niet meer nodig heb, gooi ik het soms gewoon op de grond. Ik smos trouwens ook erg veel. Dat laat ik vaak gewoon liggen. Als ik op een gegeven moment met mijn kousen in de vieze smurrie sta, weet ik dat het tijd is om op te ruimen.

Strijken doe ik niet. Een droogkast en heel goed vouwen, da's de truc.

Gisteren heb ik gemerkt dat, als je een aluminiumbakje, met bijvoorbeeld zalmlasagne, opwarmt in de microgolfoven, en je stopt er iets bij van glas, een glazen kom bijvoorbeeld, het glas zo heet wordt dat het een warme rode gloed krijgt, en op bepaalde plaatsen zelfs vloeibaar. Glasblazen is nu perfect mogelijk. Ik heb ook gemerkt dat het glas, als de microgolf weer uitgezet wordt, na een tiental minuutjes spontaan gaat barsten. Een riskante onderneming, dit allemaal, maar ontzettend leerrijk.



Nee, ik bedoel: er is veel dat ik kan zeggen over mijn huishouden, maar ik denk dat zwijgen soms verstandiger is.

woensdag 26 maart 2008

(Wijvenweek) Mannen.

Waarom ik van mannen hou.

Vijf minuten voordat ik op stap vertrek. Ik spring in mijn kleren, check mijn gezicht in de badkamerspiegel. Kijk eens of mijn haar... Shit. Vettig. Dan er maar snel iets mee doen, zodat het niet zo opvalt dat ik het eergisteren al had moeten wassen. Twee staartjes. Voila! Een beetje belachelijk, maar...

Nog vier minuten. Lichte twijfel. Zijn twee staartjes in mijn haar eigenlijk wel acceptabel? Ik heb tenslotte de gezegende leeftijd van -ieh!- 27 bereikt. En staartjes is misschien meer iets voor een meisje van, laat ons zeggen, 7 jaar. Eigenlijk is mijn kleedje ook een beetje te kort. En hangt er verf op mijn botjes. Pff, ik zie eruit als een schooier.

Drie minuten. Bwa, de staartjes zien er nog wel best snoezig uit. En ik heb ook minder een pottenkopke. Dixit Maarten. Ik neem dat maar aan als een compliment, toch? TOCH? Bedoelde hij dat als een compliment?

Twee minuten voordat ik moet vertrekken. Maarten noemt me Heidi. Ik begin spontaan grappige liedjes te zingen en trek een gekke bek naar mezelf in de spiegel. Mmmh, dat maakt het er niet bepaald beter op. Misschien ligt het gewoon aan mijn gezicht? Make-up zou helpen. Of het nog erger maken.

1 Minuut. Misschien toch maar beter even met mijn haar onder de kraan gaan hangen, want... *tring!*: De bel.
Moet. Dringend. Vertrekken.

Op café. Ik zit op een barkrukje. De cafébaas komt van achter de toog naar me toe, kijkt me even aan, en zegt: 'Babs, ik moet eens efkes iets zeggen eh.' Ik maak me onmiddellijk zorgen. Vindt hij dat ik te veel aan het drinken ben? Heb ik de foute liedjes opgezet? Ben ik andere tooghangers aan het ambeteren? Vindt hij ook dat mijn kleedje te kort is? Een seconde lang razen honderd negatieve en onwaarschijnlijke gedachten door mijn hoofd. Het blijkt niets van dat.

'Babs, ik moet eens efkes iets zeggen: die twee staartjes... rrrrrh!'

(Wijvenweek) Mijn mannen.

Dave was de eerste. De eerste échte. Hij was vijf jaar ouder, had lang blond haar en hij speelde gitaar in een bandje. Er waren daarvoor al wel mannen geweest, maar die waren niet verder geraakt dan wat gefoefel. Bij Dave was ik er klaar voor: een echte relatie. Ik was 16 jaar en botergeil en het heeft een jaar -inderdaad, een jaar- geduurd voor we de eerste keer sex hadden. (Hij had wat *kuch* probleempjes. 't Is niet dat ik ermee wou wachten tot ik zou trouwen, of zo.) Dave schreef liedjes voor mij, hij nam me overal mee naartoe in zijn autootje en ik leende zijn kleren soms, want ze roken zo lekker naar hem. Na twee en half jaar maakte ik er een einde aan.

Dave is daarna een nieuwe relatie begonnen, met een meisje dat mijn tweelingzus had kunnen zijn. Helaas is ze niet zo vriendelijk als mezelve. Ik zie Dave nu nooit meer. En als ik hem al eens toevallig tegenkom, dan mag hij niet met me praten van zijn vriendin. En hij luistert. Watje.

Peter was mijn tweede. Hij zat op de kunstschool, net als ik, maar dan een jaar hoger. Als hij zelfportretten aan het tekenen was in de spiegel, ging ik achter hem staan, en dan tekende hij mij erbij. Op onze eerste afspraak had hij een reep toblerone bij als cadeautje, met een tekening van hem erop gekleefd. En een roos. Het was een perfecte eerste date. (Buiten een vervelend incidentje met ex Dave, die ons dronken gevolgd was naar mijn kot, en een beetje jaloers was, blijkbaar.) Een tijd later huurde Peter een kot in hetzelfde gebouw als mij, en ik trok bij hem in. Mijn eigen kot werd omgedoopt als walk-in-closet. Peter leerde me het goede leven kennen: Tindersticks, Leonard Cohen, Calvin & Hobbes (de engelstalige versie) en wierookkegeltjes. Hij hielp me kunstgeschiedenis studeren en maakte tekeningen voor mij. Twee jaar later besloten we gezamelijk, tijdens een wandeling op het strand, er een einde aan te maken.

Peter werkt nu bij dezelfde school waar ik een vervanging doe. Hij heeft al jarenlang een nieuwe vriendin, een mooie roodharige, en ze zijn gelukkig samen. Een collega van me vroeg laatst of ik dat niet gek vond, dat mijn ex op dezelfde school werkt. Ik vind van niet. Pasgeleden kwam Peter mijn klas binnen, om wat chips mee te eten. (Er was een feestje omdat het de laatste les was.) Opeens ging hij naast me staan, en snuffelde aan me. Ik vroeg waarom hij dat deed. Hij zei: 'je ruikt nog steeds hetzelfde als vroeger'. Nouja, meestal vind ik het niet gek.

Daarna kwam Jan. Hij had knappe krullen, speelde voetbal en gitaar. Een hele avond had hij erover gedaan om mij te verleiden op café, en toen ik uiteindelijk helemaal dronken van verliefdheid was, zei hij doodleuk: ik heb wel nog een beetje een vriendin. De eikel. Op kerstdag, enkele weken na onze eerste ontmoeting, heeft mijn eikel zijn jarenlange relatie met zijn vriendin verbroken. Voor mij! Eerst vond ik het maar niks, en voelde ik me schuldig. En ik hield trouwens niet van voetballers. Maar hij was te leuk om te laten gaan. Jan beschilderde paaseieren voor me, we gingen samen op vakantie, dronken sangria op het strand en hij durfde zelfs bij mij achterop toen we een scooter gehuurd hadden. (levensgevaarlijk!) We gingen naar concerten en familiefeestjes, en dan sprongen we op de trampoline. Af en toe ging ik zelfs naar zijn voetbalmatchen kijken. Ik was veel te verliefd. Twee jaar later maakte ik er een eind aan.

Nu zijn we allerbeste vrienden.

Ben was een hopeloze romanticus. Hij schreef verhalen over hoe hij me ontmoet had, alsof die dag de hemel was opengegaan en God speciaal voor hem een engeltje had neergezet in mijn vreselijk sexy gedaante. Ik was zijn ware liefde, en ik had hem ook wel best graag. Hij vroeg of ik met hem wou trouwen. Ben was een beetje gestoord. Dat bleek later. Nadat ik het voor de vierde keer had uitgemaakt, wist ik zeker dat ik hem nooit meer terug wilde. Hij haatte me, daarom. Hij haatte me zo erg, dat hij met zijn moeder naar een gekke priester was gegaan, de vuile christenhond. Die priester had na wat voodoocraft besloten dat ik de duivel was, en dat ik uitgedreven moest worden.

Ben zie ik nooit meer.

Maarten zijn eerste woorden waren: 'jij drinkt wel altijd veel wijn, eh?' Nou, een kerel die zo opmerkzaam is, krijgt zeker mijn onvoorwaardelijke aandacht. Onze eerste kus was aan het kruispunt, later die avond. Ik zei: ik ga niet met je mee naar huis, want ik wil het langzaam aan doen, en ging doelbewust de andere richting op. De week nadien bleef ik bij hem slapen. Eerst woonde ik met één van zijn beste vrienden samen, maar toen die zijn eigen appartement kocht en Maarten hier toch al zo goed als vastgeroest zat, is hij bij mij komen wonen. Ik nam hem mee naar zijn eerste concert en festival, en gooide hem in de fontein. Maarten deed mijn afwas, gaf me voetmassages, en duwde mij ook in de fontein. We waren perfect gelukkig. Twee jaar later maakte ik het uit.

Ondertussen zijn we een jaar verder, en we wonen terug samen. Als roommates. Als vrienden. Soms hebben we zin om elkaar een mep te verkopen. Soms zijn we zo grappig en lief met z'n tweetjes dat ik vind dat we onze eigen tv-serie zouden moeten krijgen.

Behalve vijf Grote Liefdes, heb ik ook nog een stuk of wat kleinere liefdes/verliefdheden/lusten/lolletjes gehad. Sommigen waren onvergetelijk en mooi, anderen het tegenovergestelde.

Zo was er: Een ex-leraar. Een beste schoolvriend. Een charmante gitarist. Een sexy tussendoortje. Een vriendelijk verlangen. Een ruwe bolster met blanke pit. Een busvriend. Een blueszanger. Een heerlijke arrogante baas. Een onenight-tentje. Eentje die nog niet over z'n ex heen was. Een moeilijke kerel. Een foute keuze. Een sexy goeroe. Een vruchtbare Hollander. Een Duitse jazzjongen. Een voorlees-Gentenaar. Een toyboy. Een toffe kerel. Ze zijn allemaal van mij geweest, al was het maar voor even.

En nu? Nu heb ik er even genoeg van. Mannen zijn leuk en al, maar ik heb er gewoon verdomme even genoeg van. Al kom ik de allerleukste kerel tegen, die lieve brieven voor me schrijft, een fantastische muzieksmaak heeft en mooie dromen en gezond verstand en wilt hij dezelfde dingen als mij en is hij aandoenlijk charmant en geeft hij geweldige cadeautjes en wil ik hem elk moment van de dag (vast)pakken en kan hij me op zo'n manier aankijken dat ik zenuwachtig word en begin te giechelen en zingt hij liedjes voor mij, speciaal voor mij: ik hoef het niet! Ik ga mezelf niet verliezen in de waanzin die liefde heet. In geen geval. Niet nu.

Nee, niet nu.
Maar morgen misschien weer wel.




(Disclaimer: De informatie die u aantreft op deze blog zijn een persoonlijke samenvatting van een decennia aan liefdes en kunnen onderhevig zijn aan subjectieve oordelen. Hoewel opblotevoetjes haar best doet om alle informatie zo lief, grappig en foutloos mogelijk aan te bieden, kan ze niet verantwoordelijk gesteld worden voor eventuele meningsverschillen, trauma's of andere beschadigende consequenties, voortkomend uit het lezen van deze blog. Opblotevoetjes ziet derhalve af van welke aansprakelijkheid dan ook. Voor eventuele opmerkingen, vragen of klachten, gelieve zich te wenden tot het reactieveld onderaan. )

dinsdag 25 maart 2008

(Wijvenweek) Shoppen.

Momenteel in mijn bezit:

topjes: 576
truien: 64
rokken: 48
broeken (gewone): 12
broeken (jeans): 17
schoenen: 42 paar
jassen: 33
kleedjes: 65

En ik heb niets om aan te trekken.



(Wijvenweek)

maandag 24 maart 2008

lost stories

Ik zal je een verhaal vertellen. Een verhaaltje voor het slapengaan. Dat het bij jou misschien ochtend is, of al middag, of 's avonds - en je bent nog niet moe, dat maakt niets uit. Dit is een verhaaltje voor het slapengaan.

Ik zal je een verhaal vertellen. Zet een plaatje op. Dim de lichten. Ga liggen onder een deken van dons. Kom liggen, naast mij.
Ik zal spreken in fluisterstem, zacht als zingen, zodat de woorden plezierig zullen trillen op je naakte huid. Ik zal spreken in zwijgen, zodat je de woorden beter kan horen. Ik zal spreken in lichaamstaal. Ik leg mijn hand op je blote buik. Volg het ritme. Adem in, diep. Adem uit, lang. Ontspan.
Sluit je ogen, half. Gluur geniepig door de gordijnen van je wimpers. Ik ben dichtbij. Mijn lijf zal naast het jouwe liggen, het zal je liefdevol verwarmen. Voel je hoe het brandt?

Ik zal je een verhaal vertellen. En het gaat over jou en mij.

(Wijvenweek) Mijn wijflijf.


Liefste lijf. Wij hebben al heel wat meegemaakt. Ik kan urenlang vertellen over de dingen die we deden, de plaatsen waar we waren, de gevoelens die ik voor je had. Je hebt me wel eens pijn gedaan. En andersom. Dat spijt me. Soms ben ik me bewust van jou, als een last die ik moet dragen. Soms ben ik blij met jou, en zou ik je nooit anders willen.

Liefste lijf. Je hebt onuitwisbare mankementen. Er staan littekens op je knieën, omdat ik niet voorzichtig genoeg was. Je hebt kraaienpootjes rond je ogen, van al dat lachen. Later zul je waarschijnlijk nog duizend rimpels meer krijgen, maar weet je, het is zoals met bomen: iedere lijn vertelt een verhaal, het verhaal van het leven. Rimpels zijn een deel van je ziel. En als het echt te erg wordt, is er gelukkig nog altijd botox.

Oh, lijf! Mijn lijf. De vele handen die je hebben aangeraakt, je zal ze nooit vergeten. Andere handen in jouw handen, vingers op je buik, tikken op je billen, zoentjes op je lippen. Elk hebben ze een herinnering nagelaten, sommigen zelfs onderhuids. Veel zijn er niet die daar geraken.

Liefste lijf. Je bent groot, reuzelang. Je hebt een gekke neus. Kleine, maar lieve ogen. Kromme, lange vingers. Schattige kleine oren, en je oorlellen groeien vast aan je hoofd. Appeltjesborsten. Wiebeltenen. Een mooie rug, eindeloos lang. Je haar is altijd in de war.

Lijf. Soms haat ik je. Dan wil ik je uittrekken, en nooit meer zien. Dan wil ik je boetseren in de gewenste vorm. Dan wil ik je kneden in kleinere billen, een plattere buik, een strakkere huid. Ik wil stukjes knippen, en deeltjes plakken. Een beetje langer hier, een beetje smaller daar, en wat korter overal. Dan span en druk je zo hard op mijn binnenste tot het pijn doet. Tot het pijn doet, en ik ademloos achterblijf.

Lijf. Soms heb ik je lief. Dan liggen je haren leuk, ben je mooi ingepakt in stofjes, en loop je naast je schoenen, van trots. Dan dans je, en heb je stralende ogen. Je huid tintelt van plezier, en je wangen kleuren rood van opwinding. Dan sta je poedelnaakt voor de spiegel, en kan er zelfs een vette knipoog af, richting overkant: Lekker chickie!






(Blog in het kader van Wijvenweek.)

zondag 23 maart 2008

aaargh

Verdomme.
Vakantie.
Te veel tijd.
Om na te denken.

zaterdag 22 maart 2008

Met één been op de stoep...

Als ik nog voordat het licht op rood springt kan oversteken, heb ik een goed rapport. Als ik die fietser inhaal voordat hij bij de volgende straat is, dan is Hij *zwijmel* ook verliefd op mij . Als ik mijn ogen gedurende twintig stappen dicht kan houden zonder ergens tegenaan te lopen, dan... (heb ik veel geluk.)

M&M's en ander kleurrijk snoep rangschikken op kleur én aantal: 1 gele, 2 rode, 3 groene, 4 bruine.
En één rode M&M als laatste bewaren.

Telkens een tegel/trap overslaan als je aan het wandelen bent: deze wel, deze niet, deze wel, deze niet... Of twee tegelijk, extra moeilijkheidsgraad.

Nog mensen die vroeger een ietsiepietsie obsessief-compulsief waren? :-)

maandag 17 maart 2008

t' Is eigenlijk een beetje gemeen, maar toch, een gedicht, getiteld: Cabron.

In vele talen wil ik je zeggen
wat ik voor je voel.
Maar er is natuurlijk een aanzienlijk grote kans
dat je allerminst begrijpt wat ik bedoel.

Uw flux de bouche was namelijk best belabberd,
om maar niet te zeggen: abominabel,
en als je dan eens iets zinnigs zei
was het vaak gewoon een fabel.

Sans rancune wil ik ook vermelden:
een moment suprême heb je me nooit gebracht,
je kreeg complete carte blanche met je handen
maar je fingerspitzengefühl was geheel ondoordacht.

Mijn aha-erlebnis kwam niet out of the blue toen je
rücksichtslos besloot een ander aan jouw slappe lul te rijgen.
Maar het is an sich onduidelijk waarom je enkele dagen eerder zei
dat ik absoluut de enige was die jouw amour(!) kon krijgen.

Tsja. Jij was een bon vivant, I guess.
Onze relatie was slechts spielerei .
en van mij mag je spelen, met alle chinezen,
maar niet met mij.

zondag 16 maart 2008

Van mij. Niet van jou.

Veel komt er niet meer uit tegenwoordig. Dat merk ik ook wel. Af en toe wel, maar dan is het zo weer weg. Doe ik alsof het nooit bestaan heeft. Alsof het nooit een naam had. Maar vanbinnen zit er onvoorstelbaar veel. Er zitten letters, woorden, zinnen, alles mooi opgedeeld in alinea's van losse flarden. Er zijn boeken, en ze kunnen zelfs verfilmd (maar het boek blijft beter.) Er zit veel, zoveel, dat het soms te veel wordt. En dan klap ik toe. Het is maar dat u het weet. Dat er een boek is, ergens. Maar niet hier. Nooit meer hier.

Dacht ik. En toen niet meer.

Ik ben een hoofd vol gedachten en een lijf vol vragen zonder antwoord. Ik ben een wandelend cliché. Het is de uitzichtloosheid die me blind maakt voor al het moois. Het waait aan me voorbij, en ik zit vast. Vast in het gat dat ik zelf ben, dat ik eigenhandig gecreëerd heb. En er is niets mis, behalve alles.

Schreef ik. Bha, en het is helemaal niet waar. Het is anders.

Geloof niet in mijn leugens. Ze zijn er om mij beter te voelen. Geloof niet in mijn woorden. Je leest ze anders, en ik bedoel ze verkeerd. Geloof niet in mijn vrolijke glimlach. Het is verdomme niet waar! Wil ik roepen. Maar ik doe het niet.

Want soms is het wel waar. Begrijp mij niet.

Ik wil

Ik kan

Ik






Wiste ik.

Laat anderen maar uitleggen hoe het voelt.

'You write such pretty words, but life's no storybook. Love's an excuse to get hurt.'
Klinkt het door mijn luidsprekers.
(wat is een ander woord voor boxen?)
Ik vind 'luidsprekers' een gek woord. Mooi, maar het past niet bij wat het feitelijk is.

Ik vind de juiste woorden niet meer.

Ach.
Ik ben oké. Daar houden we het bij.
(En ik vind jou ook leuk hoor.)

Ik ben oké.
Alles is goed.
Geloof wat je wil.
Lees wat je denkt.
Denk dat je weet.
Weet niks.

Moeha!



(Ik las dit zonet voor aan Maarten. Hij noemt het literaire diarree, en zei dat hij niet wist wat ik zonet gezegd had. En of dat de bedoeling was? Nee. Maar -aaaaargh- ik weet het ook niet hoor.)

Voelen jullie je soms ook zo? Chaotisch helemaal in orde :-).

Don't mind.

De kaartjes voor Leonard (ik mag Leonard zeggen) zijn binnen. Er zijn zelfs nu nog kaarten beschikbaar. Ik snap het niet. Waarom zijn ticketjes voor pakweg dEUS, die jong en arrogant en drieduizend keer overal komen en niet eens half zo goed zijn als Cohen, in twee minuten de deur uit, en als er een optreden aangeboden wordt van één van 's wereld beste singersongwriters, de mensen niet gretig toehappen. Het zal wel aan mij liggen. Niet dat ik er om geef natuurlijk. Meer plaats voor mij.

Ik heb veel plaats nodig namelijk. Vrijdagavond was ik bij een optreden van Arid, en toen we een beetje meer vanvoor gingen staan, kreeg ik eerst een gepikeerde opmerking of ik een meter wou opschuiven, en daarna zijn alle lilliputters achter mij uit pure frustratie maar ergens anders gaan staan.

Ik geef er niet om. Mijn ego is deze week zo vaak gestreeld dat het er spontaan van had kunnen klaarkomen. Overtreffende trappen als supermooi, zo leuk, absoluut fantastisch en allergewéldigste vielen mij ten deel. En het ging niet over mijn gezellige persoonlijkheid *kuch*, maar over mijn lesgeven. Een beetje bemoediging op zijn tijd kan nooit kwaad. Want zo makkelijk is het nu ook weer niet allemaal, en vermoeiend vooral.

Met als gevolg dat ik op zaterdagavonden uitgeput in slaap val. Maar ik geef er niet om. Dan word ik tenminste wél wakker om 7u 's morgens, op een zondagochtend. En is de wereld helemaal van mij alleen.

donderdag 13 maart 2008

he's my man.

Ik ben nu al een tikkie zenuwachtig. Morgenvroeg om 9u start de ticketverkoop. Als ik geen kaartje kan bemachtigen, ga ik een kindje opeten.(*)



(*)'Een kindje opeten': Een gezegde dat lieflijke vegetarische juffen kunnen gebruiken als ze érg graag iets willen, maar niet kunnen krijgen, en daar heel boos om worden. Wordt meestal gebruikt in de figuurlijke zin, maar u past toch maar best een beetje op: als er geen kindjes voorhanden zijn zal de desbetreffende juf in iets anders moeten bijten. Grrrrr! :-)

dinsdag 11 maart 2008

I hear in my mind all of this music...

insomnia

In het labyrint
van mijn gedachten
ben ik nooit meer
wat ik wil.
Er is geen verschil
meer in de nachten
dat ik de uitweg niet meer vind.

Daarom blijf ik zoeken
naar eender wat
ik weet niet hoe
of waarom
ik niet kan slapen
het maakt me
onvoorstelbaar moe.