dinsdag 19 februari 2008

verandering

Nou. Even geen mannen meer voor mij. Of jongens. Of iets daartussenin.

Ik hou een intermezzo.

Voor de rest. Ik wil wel eens een beschuitje gaan eten met dit meisje ;-).

vrijdag 15 februari 2008

jabbedabbedoe, mondjes toe.

Daarstraks liet ik in mijn klasje weten dat we volgende keer papier-maché diertjes zouden gaan knutselen. Enkele kindjes waren hier absoluut niet tevreden mee (getuige de béh's en de neeeheee's), want 'ze hadden dat al eens gedaan' en vonden het niet tof. Niet dat ik daar rekening mee ga houden, want ze zullen verdorie papier-maché dieren gaan maken en het tof vinden ook, maar ik was wel zo vriendelijk om de pagadders ook eens te laten vertellen wat ze dan wél wilden doen. Iedereen mocht op een briefje drie dingen schrijven.

Er waren kindjes die blijkbaar toch met papiermaché wilden werken. (oh, de wonderlijke wereld van veranderlijke meningen)

*tekenmachien verven en een chiraf maken wat gij gemaakt hebt*
*papiermashe - papiermashe - papiermashe*
*papiermase - toneel -verven*
*iets voor paasen maken - papiermache - vlieggertjes gooien*

Vliegertjes waren hip, zou al snel blijken.

*vliegertjes gooien - papiermache - verven*
*toneel - tekenen - flieger maaken*
*vliegtuigen gooien - spelen - buh*

U merkt, de kinders waren enorm geïnspireerd.

En dan was er Maxim, een klein blond kereltje, meestal braaf, maar af en toe haalt ie apenstreken uit. Zijn briefje ging gepaard met een vette glimlach en onophoudelijk gegiechel.

*met vliegertjes gooien - verven - met de juf kussen*

donderdag 14 februari 2008

I want to ride my bicycle...

Mijn fiets was gestolen. Deze keer écht. Ik had me er al bij neergelegd, en het wrede lot aanvaard dat mijn fietsen nu eenmaal altijd gestolen worden. Dikke pech, boehoe. Gelukkig heb ik nog veel geluk in de... nouja.
Ik kwam van mijn werk terug, daarstraks, en ik dacht: hey, laat ik eens gaan kijken of de kloothommel die mijn dierbare fietsje geript heeft, zo ongelofelijk stom zou zijn om mijn fiets terug in dezelfde stalling te parkeren. Niet dat ik hoop had ofzo, maar een meisje mag toch dromen. En noem het nu toeval, maar jezusminakutverdomme: daar stond mijn fiets gewoon! Mijn fiets, mijn allerliefste fiets met de orka op mijn frame, en de spaze-stickertjes en al er nog mooi op. Enkel de plastic zak die mijn billetjes droog houdt bij regenweer was veranderd in een zadelbeschermer, en mijn slot... in een ander slot.
Wild van woede belde ik de politie. Dat ging zo: 'Dag meneer de politieagent. Goedemiddag. Ik weet dat ik u bel voor iets onbenulligs, maar ik vind het persoonlijk toch wel een beetje vervelend: mijn fiets is namelijk gestolen, en nu vind ik 'm hier terug met een ander slot op... (het is niet omdat ik wild van woede ben, dat ik niet rationeel en beleefd kan zijn.)
Ze zouden iemand sturen.
Een halfuurtje later kwamen twee oranje ventjes op een fiets afgesjeesd, die even later geen carnavalvierende patriottische hollanders bleken te zijn, maar de politie in topconditie.
Nadat deze twee mannelijke exemplaren me toevertrouwden dat ze mijn fiets niet mochten losknippen van het vreemde slot omdat ik geen aangifte had gedaan, en ik ook geen bewijs had dat het mijn fiets was, bracht ik heel veel tegenargumenten in ('jamaar, mijn fiets...' en lief glimlachen), en vertrouwden ze me toe dat ze mijn fiets wel zouden losmaken. Eén telefoontje van de agenten en enkele idiote monologen van mezelf (over fietsen, hoge hakken en politiemannen) verder, arriveerde er een busje met twee verse agenten, en een grote tang: knip! Nadat we met z'n allen namen en telefoonnummers uitgewisseld hadden (ik aan de agenten, niet andersom) en snotterend afscheid genomen hadden (koud buiten), mochten ik en mijn fiets beschikken, weer de wijde wereld in. Dankuwel, meneer de agent.
De politie is mijn vriend!
Of moet ik vandaag zeggen: mijn valentijntje? :-)

-Vijf minuten in mijn living.-

'Daar zijn ze! Daar zijn ze!
Maar kijk eens wat ik al aan heb.
Dan heb je wel meer stamina, natuurlijk.
Ik zou die pakken. Gewoon pakken.
Water! Ik heb water nodig! Heeft iemand water?
Komt er geen baas?
Ook maar zielige boel hier, eh.
Loopt er iemand voorop? Want ik ken de weg niet.
Ik ga greeden.
Oeh, die is keigoed. Die moet ik hebben.
Pas op met die beestjes!
Oh nee, ze zijn terug. Shit eh.
Oh neeeeeee, onze priest is dood. Godverdomme.
Zeg, mijn pijlen beginnen hier serieus op te geraken.
Mijne is 80. Die is niet niet ge-upgrade.
Die groep? Laten we die leven?'

De combinatie van Skype, World Of Warcraft en een roommate slash ex-lief slash vriend slash nerd in de kamer, u kunt niet geloven hoe grappig en entertainend dat wel is.

maandag 11 februari 2008

dinsdag 5 februari 2008

De neus-keel-oor-specialist is mijn vriendin niet.

Ik dacht: Ik ben hier niet graag. Ik wil dit niet. Ik wil naar huis. Ik wil de kamer anders inrichten. Ik wil niet kijken naar wat er binnen in mijn lichaam zit op posterformaat. Ik wil geen maquettes zien van mijn inwendige delen. Ik wil geen slecht nieuws krijgen. Ik ben gezond en... oké, mijn amandel is dan wel ontstoken geweest en nog steeds gezwollen, maar dat verandert wel weer. Uiteindelijk. Ik wil niet dat ze mijn amandelen gaan trekken. Ik ben in orde en er is niks aan de hand en zoveel last heb ik er niet van en ...

Terwijl ik een vluchtweg naar buiten aan het zoeken was (de deur! de deur!) kwam ze de kamer binnen. Had ik maar niet een uur moeten wachten totdat ik zou proberen te ontsnappen. Zucht.

Ze beval mij op de stoel te gaan zitten. Eerst porde ze met een stokje in mijn mond, tot veel te ver in mijn keel. Deepthroat en kokhalzen en zo. Toen ze merkte dat ik het niet plezant vond (understatement), zei ze: en dan ga ik nu in uw keel kijken, maar ik zal bij jou gebruiken wat we voor de kindertjes ook nemen. Naïef als ik ben, dacht ik nog: oh, nu komt vast iets zuurstokroze en pijnloos en grappig en misschien zelfs omhuld met chocolade. Helaas. Het was zwart en lang en een kabel, en daarmee ging ze in mijn neus. Hé, mijn neus is toch niet zó lang, haha, waarom is die kabel dan zo lang? Ging het in mijn hoofd. En ze ging toch in mijn keel kijken, haha, niet in mijn neus en... hahaaaaaaargggh: er zit gewoon een f*cking kabel -via mijn neus- in mijn keel. Niet haha.

Ja, het kriebelt een beetje, zei ze. 'Het kriebelt een beetje?' Gadverdamme. Een kabel via mijn neus in mijn keel zou ik niet omschrijven als 'het kriebelt een beetje', ik noem dat onnatuurlijk oncomfortabel onmenselijk. Shit zeg.

En toen zei ze: ah, er is niks aan de hand.
En ik: jamaar, mijn amandel is al een maand dik.
Dat is normaal, zei ze.
Ik: uh?
Ja, dat is waarschijnlijk altijd zo geweest, zei ze.
Ik: uh? Nee hoor.
Jajaa, zei ze, vast wel. Niks aan de hand. Maar als je er echt zo mee bezig bent (hup, de dokter vindt mij een hypochonder omdat ik het een beetje gek vind dat ik een week lang niet meer kon praten en eten en slikken en normaal ademen, en omdat mijn amandel een maand later nog steeds opgezwollen is), kijk dan gewoon elke week eens naar je amandelen, of ze niet nog groter worden. Als dat gebeurt, dan heb je waarschijnlijk leukemie.
Ik: uuuuh?
Ja, en dan moet je terugkomen, eh. Zei de dokter.

No kidding.

Nothing's ever lost.

Het was altijd jij. Vroeger in overgoten daglicht,
later in donkere steegjes.
Als stiekeme huurders van een kamer-voor-één-nacht.
Maar dan meerdere nachten.
Jaren lang.

Het was jij. Je poetste je tanden, en ik trok mijn kleren uit.
Ik kan me niet herinneren wat op andere momenten aanstoot gaf.
Het had altijd wel te maken met lust.
Een allesoverheersende drang.
Naar houden-van.

Ik heb honderden levens geleid
en zoveel verhalen te vertellen.
Ze gaan niet enkel over jou.
Dat niet.
Maar jij was altijd aanwezig.

En soms viel alles op zijn pootjes.
Onze woorden rijmden.
De wereld draaide enkel nog om ons.
En onze handen pasten perfect.
Zoals in liedjes.

Ik ben nooit meer echt bij je teruggekomen.
Omdat verandering nu eenmaal onomkeerbaar is. Evenals verlies.
Je treurt, en dan is het voorbij.
Terugkeren is te zinloos.
Te pijnlijk.

Maar na zoveel jaren voel ik nog steeds
-nog steeds, ja wat?-
hetzelfde.
En toch anders.
Niet meer van huppeldepup.

Ik wil het geen naam geven.
Ik ben niet op zoek naar omschrijvingen
of antwoorden. Of goedbedoelde raad.
Jij bent de norm waar ik naar streef,
mijn beste vriend.

Dit is geen liefdesverklaring, zeker niet, maar:
Niets is ooit verloren.
Al is het dan voorbij.
De man van mijn leven.
Het was altijd jij.

zondag 3 februari 2008

ach,

Al het verdriet van de wereld
geef het allemaal aan mij
ik stop het in een doosje
en noem het de tv.