maandag 16 februari 2009

herinnering.

Het was een warme dag geweest. De zon had een zachte blos op mijn wangen achtergelaten, en de hitte kleefde nog wat aan mijn lijf. De zon scheen maar net boven de horizon uit. Binnen onafzienbare tijd zou de nacht onverbiddelijk toeslaan en de wereld zich hullen in een waas van duister. Maar niet hier. In hartje stad gonsde het van bedrijvigheid, en honderden gekleurde lampjes verlichtten het straatbeeld. Mensen zoemden in het rond, de hele buurt leek zich wel op straat geworpen te hebben, als figuranten in een film. Hij leidde me doorheen onbekende straten, en ik volgde hem.

Ik kende hem amper, deze mooie vreemdeling, maar ik was onmiddellijk gefascineerd. Hij was groot, en praatte met zachte, diepe stem. Zijn haren waren donker als de nacht, en ik moest mezelf inhouden om er niet even door te wrijven met m'n vingers. Ik luisterde naar zijn verhalen, hij naar de mijne, we dronken glaasjes porto en rookten. Hij was boeiend, innemend, intrigerend. Helemaal gehypnotiseerd, volgde ik.

De volgende ochtend werd ik naast hem wakker, het voelde verbazend veilig. Zijn lichaam ademde op en neer, en zijn wimpers trilden zachtjes mee. Het licht kwam doorheen de ramen, in streepjesmotief door de luxaflex. Het was geen onwennig ontwaken, of vervelend. Ik kroop wat dichter, terwijl hij langzaam zijn ogen open deed, glimlachend. En ik volgde.